KLANTREACTIE
"Anne-Marie beheerst de allerbelangrijkste basis van de tekst-schrijver: ze luistert, pikt signalen snel op, staat open voor opbouwende kritiek en adviezen en heeft een kritische instelling. Een vrouw met kwaliteit!"
10 maart 1881: Jasper Annes Krap stapt met zijn gezin op de boot naar Amerika. Niets bijzonders in die tijd, maar wel in dit geval. Jasper duikt soms in de zijlijn op tijdens ons onderzoek, maar eerst laten we hem links liggen. Tot we op een serie gebeurtenissen stuiten die ons toch wel erg nieuwsgierig maken. En we besluiten op zoek te gaan naar het verhaal van Jasper Annes Krap, broer van een van de hoofdpersonen in de geschiedenis van fruitkwekerij Krap.
Doodsbedreiging
We komen Jasper tegen als herbergier, werkman en arbeider. In 1878 koopt hij in St. Annaparochie een pand voor fl. 2.015,- op het Zuideind, nu de Warmoesstraat, en begint er een herberg. Waar het geld vandaan komt weten we niet, maar anderhalf jaar later leent hij fl. 3.200,-. In deze tijd is dat zo’n € 37.000,-. Zijn huis, herberg en complete aandeel in de nalatenschap van zijn vader Anne Teunis is ervoor nodig als onderpand. Zelfs zijn moeder stelt zich nog garant voor fl. 1.000,-. Gedurfd! Wat is hij van plan? Lastig om daar een vinger achter te krijgen, maar dan gebeurt er opeens heel veel binnen een half jaar tijd. Wij ontdekken stukje bij beetje wat zich tussen oktober 1880 en maart 1881 afspeelt, maar niet in chronologische volgorde. Dat prikkelt onze fantasie en we beginnen ons bijna detectives te voelen! Wat is er gebeurd? We zien dat hij in maart 1881 met zijn gezin naar Amerika vertrekt. Maar dan komen we een rechtszaak tegen: Jasper Annes wordt zo’n twee weken voor zijn vertrek veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Hij heeft iemand met de dood bedreigd. Een ruzie in zijn herberg, denken wij meteen. En we verzinnen er allerlei verhalen omheen. Vervolgens blijkt dat hij twee maanden vóór die rechtszaak zijn herberg verkoopt. Nu begint het er toch behoorlijk op te lijken dat hij met die verkoop een voorschotje neemt op de uitspraak van de rechter en dat hij plannen maakt om de benen te nemen! Tot slot krijgen we de rechtbankverslagen onder ogen en aan de hand van de verklaringen van de beklaagden en de getuigen lezen we wat zich heeft afgespeeld op de avond van 13 oktober 1880.
Oproer
Vanaf het voorjaar van 1880 zijn er 700 man aan het werk aan de zeedijk ter hoogte van St. Jabik. Het gaat vermoedelijk om herstelwerkzaamheden als gevolg van de vreselijke storm van februari 1878 die flinke schade aan de dijken veroorzaakt. Over een lengte van zeven kilometer wordt de dijk verhoogd tot 4.50 meter boven ‘Volzee’. In de Bildtsche Courant lezen we wat er staat te gebeuren: “Ter verkrijging van de noodige aarde zal een nieuw kanaal worden gegraven, alle paalwerk wordt door een steenglooiing buitendijks vervangen.” Die 700 man zijn verdeeld in werkploegen en elke ploeg heeft een ploegbaas. Als de ploegbazen het werk dat gedaan is in orde vinden, krijgen zij van de aannemer het geld om de mannen te betalen en verdelen ze het. Maar op de avond van 13 oktober vinden Jasper Annes en zijn ploegmaten dat ze niet genoeg gekregen hebben en ze gaan verhaal halen. In een groepje van een man of tien lopen ze, gewapend met stokken, naar de keet van Pieter Schaafsma. Hij is de man die toezicht houdt op hun deel van het werk. Maar daar vinden ze geen gehoor. Schaafsma stuurt ze door naar de 60-jarige aannemer Klaas Rintjes Kuipers. Die zit in de keet ernaast en dat maakt Schaafsma tot een belangrijke getuige, want hij kan alles zien en horen wat er gebeurt.
“Wij slaan den ouden grijskop dood!”
Het schreeuwen, vloeken en slaan met stokken op de keet verplaatst zich naar de keet van aannemer Kuipers en Schaafsma “hoorde schreeuwen van moord en brandstichten”. Het rumoer wordt steeds heviger, want de mannen hebben net bot gevangen en willen wel geld zien. Aannemer Kuipers voelt zich bedreigd en komt voorzichtig naar buiten. Hij luistert naar de mannen en biedt aan hun werk opnieuw te beoordelen. Mocht hij dan constateren constateert dat er niet goed gemeten is en de mannen inderdaad te weinig betaald hebben gekregen, krijgen ze alsnog meer geld. Maar daar nemen ze geen genoegen mee. Ze zijn inmiddels zo opgefokt geraakt dat ze niet van plan zijn zonder geld te vertrekken. Jasper Annes Krap en Philippus Stolte staan vooraan. Ze roepen dat ze niet akkoord gaan met het voorstel. En daar blijft het niet bij. Philippus schreeuwt: “wij moeten een bankje van fl 25,= hebben, anders slaan wij den ouden grijskop dood!” En Jasper Annes valt hem bij: “als wij niet spoedig 25 krijgen, dan moeten wij 50 gulden hebben, of wij zullen ouden grijskop wel vinden, hem doodslaan en aan riemen snijden!” Aannemer Kuipers is bang dat de mannen de daad bij het woord voegen en overlegt snel met zijn zoon en met Schaafsma. Hij besluit de mannen hun zin te geven: “dan zal ik om rust te krijgen hun het geld maar geven” en laat Schaafsma fl. 25,- aan de mannen overhandigen, waarna die inderdaad weggaan. De zoon van Kuipers hoort de mannen nog zeggen: “dat hebben wij mooi gelapt”.
Klem
Dat is tenminste de lezing van de drie getuigen: de aannemer, zijn zoon en de onderbaas. Jasper Annes en Philippus geven toe dat ze geschreeuwd en gevloekt hebben en verklaren “dat het luiddruchtiger is toegegaan dan misschien noodzakelijk was”, maar ze ontkennen de bedreigingen met doodslaan en brandstichten. De rechter gaat daar niet in mee. Hij vindt de verklaringen van de getuigen geloofwaardig en daarmee acht hij de aanklacht van bedreiging met de dood wettig en overtuigend bewezen. Beide mannen krijgen dezelfde straf: drie maanden cel en een boete van fl. 12,50. Ook moeten ze de proceskosten van fl. 32,16 (en een halve cent) betalen. Het vonnis valt iets minder zwaar uit dan de eis, want die was vier maanden cel en een wat hogere boete. De rechter zal meegewogen hebben dat het zware tijden waren en dat de mannen niet voor niets in opstand kwamen. De lonen waren laag en er was veel armoede. De mannen riepen dat een andere ploeg 40 stuivers betaald had gekregen en zij maar een daalder. Een verschil dus van vijftig cent. Als we dit soort bedragen lezen en weten dat Jasper Annes naast het voldoen van de boete en de proceskosten ook nog die lening van ruim drieduizend gulden af moest lossen, dan kunnen we ons voorstellen dat hij zich als een kat in het nauw moet hebben gevoeld. Hij had dan wel de herberg verkocht, maar met bijna fl. 900,- verlies. Hoe zou hij ooit die lening terug kunnen betalen? Dat hij de proceskosten in ieder geval niet betaald heeft, is zeker. De berekening daarvan maakt namelijk ook deel uit van de rechtbankstukken. De datum op die berekening is 10 maart 1881. Precies de dag waarop Jasper, zijn vrouw Everdina Nathalia Zelle, hun driejarig dochtertje Jeanette en hun zoontje Teunis van nog geen drie maanden oud, op de boot stappen naar Amerika.
Uitweg
Toen we nog niet alles wisten en onze fantasie de vrije loop lieten, bedachten we dat hij gevlucht moest zijn om de gevangenis en zijn schulden te ontlopen. En toen we de feiten op een rijtje hadden, veranderde die aanname niet. Volgens ons is hij er inderdaad vandoor gegaan. Hij zat klem. De boete en de proceskosten kon hij niet betalen, zijn lening niet aflossen en celstraf zou alles alleen maar erger maken. Heeft hij na de bedreigingen van 13 oktober door kunnen werken? Juridisch gezien wel, want er was geen sprake van voorarrest. Maar wat was zijn positie? Zijn ploegmaten zullen hem dankbaar geweest zijn, maar bij de ploegbaas, de onderbaas en de aannemer stond hij nu natuurlijk bekend als oproerkraaier. Wat de rechtszaak zou brengen wist hij niet, maar dat hij niet vrijuit zou gaan, was duidelijk. Het water stond hem aan de lippen. Misschien was hij al van plan geweest om te emigreren, misschien ook niet. In ieder geval verkoopt hij eind december 1880 de herberg. Een paar dagen daarna wordt Teunis geboren, op eerste kerstdag.
En hoe hij kon vluchten? Hij was toch veroordeeld? Tsja, er was geen contact tussen instanties, dus als het je lukte om over de provinciegrens te komen, dan had je het gered!